14 nov 2023
Schaapje
Ik wou dat ik een schaapje was, ik weet, dat klinkt wat mal.
Maar ik bedoel zo’n schaap van toen, zo’n schaapje in de stal.
Ik was dan met de herder mee, kwam bij het kindje staan
en raakte met mijn warme snuit heel zacht zijn lijfje aan.
Kind van God, wat ben je klein.
Kon ik je mijn wol maar geven.
Kon ik maar een deken weven, warmte in dit kille leven.
Kon ik maar je deken zijn.
Ik weet, ik ben een mensenkind, ik leef in deze tijd.
Ik droom van liefde en geluk en vrede voor altijd.
Dan denk ik aan dat kind van toen, geboren in die stal.
En in gedachten hoor ik dan wat Hij me zeggen zal:
Mensenkind, wat ben je klein.
Ik zal jou mijn liefde geven.
Zo zal ik een deken weven, warmte in dit kille leven.
Kom, ik zal je herder zijn!
Maar ik bedoel zo’n schaap van toen, zo’n schaapje in de stal.
Ik was dan met de herder mee, kwam bij het kindje staan
en raakte met mijn warme snuit heel zacht zijn lijfje aan.
Kind van God, wat ben je klein.
Kon ik je mijn wol maar geven.
Kon ik maar een deken weven, warmte in dit kille leven.
Kon ik maar je deken zijn.
Ik weet, ik ben een mensenkind, ik leef in deze tijd.
Ik droom van liefde en geluk en vrede voor altijd.
Dan denk ik aan dat kind van toen, geboren in die stal.
En in gedachten hoor ik dan wat Hij me zeggen zal:
Mensenkind, wat ben je klein.
Ik zal jou mijn liefde geven.
Zo zal ik een deken weven, warmte in dit kille leven.
Kom, ik zal je herder zijn!
terug