15 dec 2023
Er liepen eens drie vlammen op straat. Ze hadden al een hele weg gelopen en waren bijna opgebrand. Ze vonden zichzelf maar armetierige vlammetjes. Ze waren druk met elkaar in gesprek hoe ze weer zouden kunnen opvlammen. De eerste vlam wilde graag voor iedereen schitteren. Toen hij dan ook in de buurt van een bos kwam, bedacht hij zich geen moment en zette het hele bos in brand. Dat zou in elk geval indruk op de mensen maken. Maar de vlam had zichzelf niet meer in de hand en binnen de kortste keren was het hele bos opgebrand. De brandweer moest komen om aan de laatste brandjes een einde te maken. De vlam had alleen maar een bende aangericht en het hele bos verwoest. Hij werd gelukkig dan ook snel vergeten.
Hoofdschuddend liepen de twee overgebleven vlammen door. Op een gegeven moment kwamen de vlammen bij de zee. Eén van de vlammen werd een beetje boos op het water dat daar zo zelfgenoegzaam en rustig lag te golven. De vlam wilde het water weleens een lesje leren om wat meer in vuur en vlam te staan, zodat het meer op een vuurzee zou lijken. Met een grote heldhaftige sprong dook de vlam in het water. Maar hoe de vlam ook zijn best deed, het water wilde met geen mogelijkheid branden. De vlam ging dan ook met een sisser uit. Niemand merkte hem op, dus kon hij ook niet worden vergeten.
De derde vlam tenslotte vond langs de weg een armzalig stompje kaars. Ze werden vrienden en besloten om samen te gaan werken. Als een lopend vuurtje gingen ze op weg om andere kaarsen aan te steken. En ook al waren ze allebei klein, ze gaven veel licht en warmte. En in het donker wezen ze iedereen de weg. En hoewel de kaars en de vlam op een gegeven moment waren opgebrand, ging het vuur door. En al diegenen, die tegenwoordig de kleine lichtjes zien, vergeten niet waar eens de oorsprong lag.
De drie vlammen
Er liepen eens drie vlammen op straat. Ze hadden al een hele weg gelopen en waren bijna opgebrand. Ze vonden zichzelf maar armetierige vlammetjes. Ze waren druk met elkaar in gesprek hoe ze weer zouden kunnen opvlammen. De eerste vlam wilde graag voor iedereen schitteren. Toen hij dan ook in de buurt van een bos kwam, bedacht hij zich geen moment en zette het hele bos in brand. Dat zou in elk geval indruk op de mensen maken. Maar de vlam had zichzelf niet meer in de hand en binnen de kortste keren was het hele bos opgebrand. De brandweer moest komen om aan de laatste brandjes een einde te maken. De vlam had alleen maar een bende aangericht en het hele bos verwoest. Hij werd gelukkig dan ook snel vergeten.
Hoofdschuddend liepen de twee overgebleven vlammen door. Op een gegeven moment kwamen de vlammen bij de zee. Eén van de vlammen werd een beetje boos op het water dat daar zo zelfgenoegzaam en rustig lag te golven. De vlam wilde het water weleens een lesje leren om wat meer in vuur en vlam te staan, zodat het meer op een vuurzee zou lijken. Met een grote heldhaftige sprong dook de vlam in het water. Maar hoe de vlam ook zijn best deed, het water wilde met geen mogelijkheid branden. De vlam ging dan ook met een sisser uit. Niemand merkte hem op, dus kon hij ook niet worden vergeten.
De derde vlam tenslotte vond langs de weg een armzalig stompje kaars. Ze werden vrienden en besloten om samen te gaan werken. Als een lopend vuurtje gingen ze op weg om andere kaarsen aan te steken. En ook al waren ze allebei klein, ze gaven veel licht en warmte. En in het donker wezen ze iedereen de weg. En hoewel de kaars en de vlam op een gegeven moment waren opgebrand, ging het vuur door. En al diegenen, die tegenwoordig de kleine lichtjes zien, vergeten niet waar eens de oorsprong lag.
terug